Gedichten

Kom mee fluistert de Schelde

cropped-fullsizeoutput_4211.jpeg

Geboren in Antwerpen
aan die prachtige, machtige stroom
waar hij van kindsbeen af een blik kon werpen
op die verre, stille droom, hunkerend naar ’t onbekende.
Kom mee, fluisterde de Schelde.

Als vloed het water landinwaarts stuwde
en golven tegen de blauwe steen uitspuwde
vol kolkende beloften van avontuur en onbekende oorden,
stond hij daar en luisterde naar haar woorden.
Kom mee, fluisterde de Schelde.

Maar bij kerend tij voerde eb zijn verzuchting
weer mee, stroomafwaarts naar de oneindige zee.
De jongen bleef staan, slechts zijn hart voer mee.
Terug thuis, sloeg moeder een zucht van verluchting.
Kom mee, fluisterde de Schelde.

Ooit zou hij gaan varen, de Schelde af en dan op zee,
de grote oceanen, hij zou ze allemaal bevaren
tot Afrika en Amerika, tot Australië en Patagonië.
Hij zag avonturen, moeder slechts gevaren.
Kom mee, fluisterde de Schelde.

De jongen staat nu voor het raam, zijn haar is grijs,
leefde zijn leven, betaalde de prijs.
Met een verrekijker in de hand kan hij ze gade slaan,
daar in de Wielingen is ’t nog steeds komen en gaan.
Kom mee, fluistert de Schelde.

*****

Heimwee

Jouw torenspits reikt naar de hemel,
daar waar ik geboren werd,
en door die rusteloze stroom,
stroomt jouw bloed en het mijne.

In elke straat, in iedere steeg, op alle pleinen
verschuilt zich een herinnering,
voel ik het kloppen van jouw hart
op het ritme van het mijne.

Dolend langs de Blauwe Steen,
beneveld door de weeë geur van ’t Scheldewater,
overvalt mij zoete weemoed naar vervlogen tijden
en Lange Wapper kijkt hooghartig op mij neer

Daar langs de oude kaaien, neuriet de wind
de deuntjes die mijn grootmoeder zong,
haar stem vervloeit in stadsgeluiden
en dooft zachttreurend uit.

Als dan bij nacht jouw lichtjes
weer ten afscheid pinken,
gaan in mijn ogen tranen blinken
en heimwee dwarrelt in mijn hart.

****

De piëta van Aleppo

Te midden van het stof en puin

daar waar ooit
vertrouwde geuren en geluiden
de lucht vulden
met geruststellende tevredenheid,

zit zij nu als een piëta
tussen het bebloede gruis
gisteren nog haar thuis
het hart verbrijzeld
haar dromen tot stof vergaan,

doof zelfs voor de jammerkreten
blind voor hulpeloze blikken
ze ruikt de angst niet meer
geen kou of dorst
kan haar nog deren,

met haar sluier
maakt ze het gezichtje schoon
kust de gesloten oogjes
en schikt nog even de krullen
van haar eerstgeborene

Zo is hij klaar om naar het paradijs te gaan
Zij zal leven in de hel voortaan

*****

Ik kom naar jou toe

Ook al ben ik hier niet meer,
toch zal de zon weer schijnen,
En telkens, telkens weer,
Aan de horizon verdwijnen.

Ook als ik hier niet meer ben,
Wordt het weer lente in mijn tuin,
Bloeien geurend de seringen,
Zal de merel steeds weer zingen,
Vol hartstocht zijn prachtig lied,
Ook al ben ik hier niet.

Ook als ik hier niet zal zijn,
Komt de zomer vol zonneschijn.
De rozen zullen blozend bloeien,
Het groene gras zal geurend groeien.

Ook als ik afscheid heb genomen,
Zal de herfst weder komen.
Telkens, telkens weer.
En ben ik hier niet meer

Leg dan geen bloemen voor mij neer
maar fluister mijn naam, telkens, telkens weer
Dan kom ik naar je toe,
Ik kom zeker naar jou toe.

*****

Ik ben de wind

Ik ben de wind mijn kind
Die met jou in de wolken klimt

Om in een luchtkasteel te wonen
Gemeubeld met jouw dromen

Je kan er bij me schuilen
om te lachen en te huilen

Geen mens die het stoort
’t is slechts de wind die men hoort

Heb je soms verdriet of pijn
Laat mij dan jouw vleugels zijn

Ik draag je zorgen mee
Over de woelige zee

Die men het leven noemt
En waar niet altijd blijdschap bloemt

Ik blaas je tranen droog
En jaag donkere wolken op de loop

Zodat meer vreugde dan smart
Mag leven in je hart

Want ik ben de wind mijn kind
Die jou eindeloos bemint

****

Solitude

Ik wou zo graag een huis met hoge ramen,
waar bij het ochtendgloren
herinneringen uit vervlogen tijden
met het zonlicht binnenglijden,

en grote kamers met houten vloeren
waar de echo van jouw stem immer zingt
en in het kraken van de planken
jouw voetstap nog steeds weerklinkt,

een grote tuin waar ’s avonds,
als de dag geen dag meer is,
de wind in de wilgen
ons liefdeslied fluistert

tot de nacht geen nacht meer is,
tot de dag weer ademt
en alle schaduwen verdwenen zijn
en de zon weer door de hoge ramen glijdt.

****

Lege nest

Ik was op zoek naar jou
dwalend door de vele kamers van het stille huis,
voor mij wat vreemd, voor jou ooit thuis.
Daarboven staat nog je schrijftafel
waaraan je ooit zo ernstig studeerde,
je piano waarop je je eerste akkoorden speelde
en je eigen melodietjes componeerde.
En boeken, zoveel boeken, die ik allemaal nog kende,
kinderboeken waaruit ik je voorlas
gezellig samen in onze pyjama’s,
boeken waarover we filosofeerden
of uren discuteerden.
Ik heb er enkelen doorbladerd
eerbiedig alsof het relikwieën waren,
ik heb er aan gesnoven met gesloten ogen
want een goed boek ruikt lekker, beweerde jij
en even was ik tot tranen toe bewogen.
’t leek allemaal zo lang geleden…
maar een kinderkreetje
bracht me terug in het heden,
Oma.. het huis kwam weer tot leven.

****

Parels van geluk

Ooit viel een parel mij in de schoot
Briljant en schitterend als een ster.
‘k was bang hem te verliezen,
verborg hem onder een rots.

Stormen raasden door mijn bestaan,
golven geselden deze trotse rots.
Mijn stille tranenregen hield hem niet tegen,
hij rolde zomaar bij me vandaan.

Ik zocht de weg naar rijkdom,
het pad der wijsheid en het laantje van plezier.
‘k verdwaalde vaak, en faalde
waarvoor ik met tranen betaalde.

Maar geluk is slechts een droom
Ijl als een wolk in de wind.
Het vlucht, je zucht, de illusie verdwijnt
maar wordt elke dag weer geboren,

wanneer de zon weer parels over ’t water strooit
die als sterren uit de hemel komen zweven
en de eeuwig dansende golven
met stralende beloften tooit.

Nu word ik oud en tempert tijd mijn dromen,
doch tijd noch tij luwt stormen in je hoofd.
Nog blijft de zoete herinnering komen
die geen zondvloed ooit dooft.

‘k bewaar mijn allergrootste schat
diep weggeborgen in mijn hart,
want echte sterren zie je slechts bij nacht,
er is er altijd één die op je wacht.

****

Ook herfst heeft zijn charm’,
De zon die nog wat stralen strooit,
De linde die zich tooit
In gouden tinten, o zo warm.

Nog even staat mijn wereld
Totaal in vuur en vlam.
De dagen worden korter,
Straks klopt de winter aan.

De ochtend hult zich al in nevelen.
Beroerd door herfstgrillen,
Voel ik mijn lijfje trillen,
Hoor ritselende blaadjes prevelen.

Wanneer de dag aanbreekt
Dat alle kleuren zijn verbleekt,
Laat ik één voor één mijn blaadjes los,
Leg ze te ruste op het zachte mos.

Dan is de winter daar en wordt het stil,
Verdwijn ik spoorloos in de mist,
Mijn voetstap door winters wit gewist.
Is dit het einde of een nieuw begin?

****

Herfst aan zee

De zon is lui geworden,
ze klimt veel minder hoog en gaat veel vroeger slapen.
Haar stralen zijn niet meer zo intens,
haar warmte niet meer zinderend maar koesterend.
De wind blaast iets frisser,
de zee strekt zich eindeloos loom uit.
De meeuwen verzamelen op het natte zand
nu het strand hen weer toebehoort.
Ik zie de eerste trekvogels,
op de vlucht voor dreigende grijze wolken,
Instinctief de weg naar het zuiden kiezen.
En de zee, zij zingt nog steeds haar lied,
onverstoorbaar,
soms wat zachter, soms wat luider,
de herfst deert haar niet.

****

****

De geur van eenzaamheid

De geur van eenzaamheid is sterk,
Als je thuiskomt na het werk,
en er niemand op je wacht
slechts vanop een foto iemand naar je lacht.
Er zweeft een zweem van aftershave
van de man die je veilig thuis bracht vorige nacht
en een vaag odeur van wijn en sigaretten
van je verjaardagsfeestje vorige zaterdag.
In de keuken getuigen nog de vuile glazen
met een weeë geur van verschraalde rode wijn,
in de ijskast huist een schimmelgeur van restjes.
Dan maar bellen voor een maaltijd aan huis,
even later met een warme pizza voor de buis.
Om 11 uur naar bed, eerst het raam open gezet,
de lakens zijn aan vervanging toe
maar daarvoor ben je nu echt te moe.
Het bed ruikt nog vaag naar seks en zweet,
de kamer lijkt opeens erg heet.
De koele nachtlucht brengt verfrissing,
in je kamer en je geest,
een beetje rust in je ziel
en een vleugje melancholie.
Want de geur van eenzaamheid is sterk.

*****

Smeulend hout

Met gesloten ogen,
een beetje kromgebogen,
zit ik bij de open haard,
elke herinnering heb ik bewaard.
Het verleden maakt mij oud
en de geur van ‘t smeulend hout
laat mij dromen,
dat je weer zou komen.

Buiten raast de wind zo hard
als de onrust in mijn hart.
Hoor ik jouw voetstap daar?
Ik ruik de geur van je natte haar,
‘k voel weer je sterke armen,
wil me bij jou verwarmen.
Ik ruik je, herken het odeur
Jij en ik, wij hebben dezelfde geur.

Een opgebrand houtblok verpulvert, tot as vergaan,
een droom versplintert, in rook opgegaan,
verbroken de stilte,
warmte wordt weer kilte.
Ik open mijn ogen,
het vuur is gedoofd.
Ik ben alleen, voel me oud
met de geur van ‘t smeulend hout.

*****

Vakantieliefde

Hij was de knapste op het strand,
Het strakke lijf schoon bruingebrand.
Zijn helderblauwe ogen vroegen: ‘ga je mee?’
We kuierden hand in hand langs de zee.

In de schemering van de ondergaande zon
Dromend dat het eeuwig duren kon,
Tekende ik onze namen in het zand
Door een hartje van schelpjes omrand.

De zon verdween achter de horizon toen
Schuchter was zijn afscheidszoen.
Er kwam een vogel voorbij zweven,
Samen verdwenen zij uit mijn leven.

Bij het prille ochtendgloren
Ging die zoete droom voor goed verloren.
De vloed had onze namen gewist,
Mijn hartje was vermist.

Twee kleine meisjes gehurkt in het zand
zochten schelpjes op het strand.
In hun emmertjes namen die twee
Mijn mooie herinnering met zich mee.

*****

Revolutie in de fruitmand

Het begon allemaal met die opstandige banaan
die absoluut eens recht wilde staan.

Oh nee!  riep een kriek in paniek,
Misschien wordt je ziek,
of breek je je rug,
dan zien we je nooit meer terug.

Ik vind jouw lijn zo charmant,
fluisterde de pink lady blozend aan de overkant.
En ik hou van rond, mij niet gezien,
zo kan ik rollebollen zei een dikke appelsien.

Luister naar mijn raad zei de wijze peer,
leg je er nu gewoon maar bij neer,
doe niet zo stom
bananen zijn nu eenmaal krom.

Toen kwam er een hongerige deerne, lieftallig en rank.
zei dacht ik eet fruit, zo blijf ik slank,
Ik maak een smoothie, dat is lekker en gezond,
ze verorberde alles terstond.

Het werd een ware strijd want ’t opstandige fruit
wou er zo snel mogelijk weer uit.
Zelfs tot moes vermalen gaven ze zo maar niet toe,
want met zoveel vitamientjes wordt je nooit moe.

Doch de weg was vies en bochtig en lang,
Je hoorde ze zuchten en af toe pang pang,
Zo volgde wat later
Een plons in het water.

Het lot dat hen daar te wachten stond?
Zoals wij allen, ze eindigden onder de grond.

***

Weldaad van een wandeling

’t Was woensdag
‘k wandelde aan de waterkant
Wist niet waarheen
In deze wrede wereld
De wind waaide wild
‘t water woelde woest
‘k worstelde wanhopig
Door de winterstorm
In mijn warme winterjas
In een waas van waterlanders
Wiste ik met een wanhoopskreet
woekerende woorden
Wensen wervelden
Weg in de wind
Werden waterdruppels
Wellicht wat wijzer
Wandelde ik weer
Naar mijn warme woonst.

***

Het stille paradijs

Een oord van bezinning en rust
Waar de zon overdag onstuimig de aarde kust
Waar ’s nachts de sterren je ziel omarmen
Zodat blijdschap je hart komt verwarmen

Een stukje van het aards paradijs
Hier wordt je rijk, hier wordt je wijs
Geen mens die je zielenrust
Nog kan verstoren, gesust

Door de mysterieuze kracht
Van een duizelingwekkende sterrenpracht
Niet aan het pratende kastje gekluisterd
Naar de stilte van de nacht geluisterd

Het is als een droom waaruit je niet wil ontwaken
Maar onverbiddelijk breekt de dag weer aan
Dag zon, dag sterren, dag maan
Jullie blijven hier altijd waken
Maar ik moet nu gaan

Dit stille paradijs
Inspireerde mij tot een gedicht
En vol dankbaarheid
Doe ik ’s avonds mijn ogen dicht

***

***Dag lieveke

Verward zoek ik naar woorden
Om te zeggen wat ik voel,
ik bedoel,
Mijn hoofd is als een lege doos
’t maakt me verdrietig,
een beetje boos

Ik zie gezichten zonder naam,
voel me eenzaam,
Verwoed lees ik telkens weer dezelfde boeken
Om de juiste woorden terug te zoeken
Maar even later zijn ze me weer ontglipt
Door de mazen van ’t geheugen geslipt

Vreemde hersenspinsels
Of zijn het slechts verzinsels
laten mij weten…
Ach, ‘k ben’t alweer vergeten
Ik weet niks meer
Dag lieveke

***